Kinesiologie is de leer van de beweging
Een gelijkmatige en vloeiende beweging vindt plaats indien de tegengesteld werkende spiergroepen optimaal samenwerken en de ene spiergroep niet sterker of zwakker is dan de andere spiergroep. Zo onderscheiden wij aan ons lichaam buigers en strekkers. Bovendien heeft ons lichaam twee helften: een linker en rechter. Daarom vindt men aan de romp, buik, hals, het hoofd en de extremiteiten dezelfde spiergroepen zowel aan de linker als aan de rechter zijde.
De spierbeweging vindt plaats door de overbrenging van de zenuwprikkel. Deze zenuwen komen uit het hoofd en ruggenmerg en staan in directe verbinding met de hersenen. Een psychische of emotionele belasting zal vanuit de hersenen de spierkracht beïnvloeden, veelal uitmondend in krachtsvermindering. Een normale spier zal de druk van een hand kunnen weerstaan. Deze bedraagt gemiddeld 2,5 kilo. Is de spier zwak, dan zal men deze gemakkelijk kunnen wegdrukken. Hiervan wordt gebruik gemaakt bij de spiertesten in de toegepaste kinesiologie.
Spiertest
De spijsverterings en stofwisselingsorganen, alsmede het hormonale klierstelsel, staan eveneens via aan- en afvoerende zenuwbanen in directe verbinding met de hersenen. Een stoornis in deze inwendige organen zal zich eveneens mededelen aan de hersenen, die op hun beurt een gestoorde impuls doorgeven aan de spieren. Zo kan men ook hier via specifieke spiertesten de kwaliteit van het in balans zijn van spijsverteringsorganen en het hormonale klierstelsel meten. Bijvoorbeeld, bij leverzwakte, galblaaslijden of alvleesklierziekte kan men dit op zeer subtiele wijze vaststellen door middel van een specifieke spiertest. Voor het goed functioneren van een spier of spiergroep is niet alleen een evenwichtige zenuwprikkel van belang.
De energie, die zich over de spieren langs de zogenaamde meridianen in verschillende energiebanen over het lichaamsoppervlak beweegt, dient eveneens gelijkmatig te stromen. Indien deze energie in één of meerdere van haar banen geblokkeerd is, zal dit eveneens tot gevolg hebben dat de spier waarlangs de energiebaan loopt, verzwakt is. Voor een goede spierkracht is blijkbaar niet alleen een goede innervatie (de voorziening van een deel van het lichaam met zenuwen) belangrijk, ook een goede en open energiebaan langs de spier is noodzakelijk voor een juiste werking.
De kennis en toepassingsmogelijkheden van energiebanen stammen uit de Oosterse geneeskunde. Wij kennen deze energiebanen of meridianen bijvoorbeeld in de acupunctuur. Daarvan weten wij, dat iedere meridiaan verbonden is met een bepaald inwendig orgaan. Zo is de galblaasmeridiaan die over de heup loopt, verbonden met de galblaas. Door gebruik te maken van de kennis en ervaring der kinesiologen die een voorbeeld zijn van typisch Westerse geneeskundigen deze te verbinden met het ervaringsgoed van energiebanen der Oosterse geneeskunde, vindt een fantastische synthese plaats tussen Oost en West.
Lichaamstaal
Het lichaam blijkt een geniale computer te zijn, die nog veel meer informatie doorgeeft aan de spieren in geval van een stoornis. Zo kan men bijvoorbeeld precies uittesten waarvoor men allergisch is, welk soort voedsel niet wordt verdragen en aan welke vitamine of welk mineraal men een tekort heeft. Deze lichaamstaal is veel subtieler en preciezer dan de meest uitgebreide en kostbare laboratoriumtesten, zo deze al in staat zijn de afwijkingen te meten. De kunst is deze taal te verstaan en er iets mee te doen. De stoornis door het tekort of ziekte laat zich, behalve door aanvulling van het tekort zelf, ook behandelen op andere manieren.
Het is een methode, dat duidelijk aangeeft waar de ziekte of het tekort is en hoe dit is op te heffen. De toepassingsmogelijkheden van kinesiologie zijn in feite onuitputtelijk. Het lichaam is zo een geniale computer, die alles mededeelt, mits men het weet te vragen!
Bijvoorbeeld, geeft men een proefpersoon wat witte kristalsuiker in de mond en men test. Bijna altijd zal de spier 'zwak' reageren: hij zal niet in staat zijn de druk van uw rechterhand te weerstaan, hoewel u dezelfde druk uitoefent als bij de eerste test zonder kristalsuiker. De linkerarm van de proefpersoon zal langs zijn lichaam neervallen. We noemen dit ook wel eens negatieve of zwakke reactie. Wat is er nu gebeurd? Op de een of andere manier heeft de kristalsuiker de energievoorziening in het lichaam van de proefpersoon schadelijk beïnvloed, wat tot uiting kwam in het feit dat de geteste spier sterk aan kracht heeft ingeboet. Hetzelfde zou zich bij iedere andere spier van het lichaam van de proefpersoon hebben voorgedaan. We hebben echter juist bij deze spier het middengedeelte van de delta spier gekozen, omdat hij zich voor onze kinesiologische test het beste leent.
Overigens noemen we elke spier die bij deze test wordt gebruikt een indicatorspier. Hij geeft immers een indicatie van de toestand van de energievoorziening in het lichaam van de proefpersoon. De zogenaamde kinesiometer, een apparaat waarmee spierkracht kan worden gemeten, heeft aangetoond, dat een 'sterke' spier een druk van ongeveer 20 kilo kan weerstaan, maar een 'zwakke' spier slechts een druk van nog geen 7,5 kilo. Dit betekent niet dat we, elke keer dat we een spier testen, een druk van twintig kilo moeten uitoefenen, want we leren heel snel genuanceerd aan te voelen of de spier al dan niet sterk genoeg is om het schoudergewricht te 'blokkeren'. We letten daarbij vooral op de veerkracht van de spier. Wanneer die ontbreekt en de spier zwak blijkt te zijn, zal het verschil met de reactie van een sterke spier zowel u als uw proefpersoon zonder meer duidelijk zijn.